Gedicht van Jan van A terug geschreven voor het 5 jarig lustrum van de Kinsbergencommune Fortun, 15 juni 1974 In het holst van koude Noorse nachten Als mijn voeten om wat warmte smachten Zie ik in het diepst van mijn gedachten Kinsbergkinderen in al hun krachten Opgegroeid met en tegen machten Die hen vijf lange jaren brachten Gij ging van start met veel elan In het kleine huis met negen man Althans dat was uw broze plan Maar een huis als dat, gij weet ervan Betekende dra vlam in de pan En een immer lege koffiekan Zo is 't er spoedig van gekomen Dat vele uwer grote dromen U dra geheel werden ontnomen En dat gij urenlang moest bomen Om aan de vreemden te ontkomen Gelokt door het ban de bom omen Maar na de eerste grote vlucht Legde gij u neer al met een zucht Bij een huishoudelijke tucht Gedreven door een man geducht Daarvan draagt gij nog steeds de vrucht In dit kleine huis alom roemrucht De jaren gaan gedurig voort Gij dansend op het slappe koord En was er een die ging van boord De vriendschap werd dan niet verstoord En stilte werd er niet gehoord Daar was een nieuwe ster die gloort En steeds verbreedde zich de keten Van mensen door één band bezeten Zich lid van zo een groep te weten Die niet alleen slaakt holle kreten En die dat jaarlijks laten weten Al op een feest met drank en eten. Gij allen daar zingt nu dit lied Bij weer een afscheid in het verschiet Al doet het telkens weer verdriet Vertrouw die oude wet toch niet Als weer een schakel u verliet Het is de keten, die brak niet top |